Dirk Somers, architect en curator van het Belgisch paviljoen in Venetië, over leven op het puntje van zijn stoel.
Wat is de stoel van je leven?
Dirk Somers: ‘Die heb ik niet echt. Het liefst zit ik op voorwerpen die eigenlijk niet bedoeld zijn om op te gaan zitten. Zoals deze bolder.’
Kun je goed stilzitten?
DS: ‘Veel te goed. Ik kan uren naar het plafond kijken en vergeten dat mijn thee is afgekoeld en de verwarming is uitgevallen. Dankzij transcendente meditatie is er nu veel meer structuur in mijn hoofd.’
Voor wie houd je een stoel vrij tijdens je droomdiner?
'Mensen wandelen gefascineerd door Firenze of Amsterdam, maar zien niet dat er achter die gevels al eeuwen een kwaliteitsapparaat schuilgaat.'Dirk Somers
DS: ‘Ons ontwerpatelier aan de UGent en aan de TU Delft draagt de naam ‘Dode Vrienden’. In een traag medium als architectuur zijn je beste vrienden vaak dood. Een avondje met de Italiaanse renaissancearchitect Andrea Palladio, de Duitse architect Karl Friedrich Schinkel en zijn Engelse neoklassieke collega John Soane lijkt me wel wat. Of het echt een droomdiner wordt, weet ik eigenlijk niet. Eerder een stijve boel, waarschijnlijk.’
Op wiens stoel zou je graag eens een dag zitten?
DS: ‘Van stoel verwisselen is sowieso interessant. Hoe vaker, hoe beter. Ik vind het altijd leerzaam om het perspectief van een ander in het vizier te krijgen. Minder oordelen en meer empathie brengt je een stuk verder in het leven.’
Wat houdt je op het puntje van je stoel?
DS: ‘De recente commotie over de uitbreiding van het Steen of het Operaplein in Antwerpen. Als architectuur in het oog van een mediastorm belandt, gaan mijn antennes rechtstaan. Ik zie meestal een chaotisch debat waarbij esthetische bedenkingen met historische en culturele argumenten op een rommelige hoop belanden. Als architect moet je jezelf oefenen om uit die spontane, vaak ongelukkig geformuleerde reacties van mensen de juiste conclusies te trekken. De rode metrohalte naast de Antwerpse opera kreeg de bijnaam ‘den Texaco’. Terecht, helaas. Was men tijdig in een constructieve dialoog met de stedelingen gegaan, dan was die situatie vermeden.’
Waarvan val je van je stoel?
DS: ‘Het defaitisme over ons zogenaamd verknoeide landschap vind ik hemeltergend. Een landschap is dynamisch en nooit af. Als je een mooi land wilt, moet je daar gewoon werk van maken. Mensen wandelen gefascineerd door Firenze of Amsterdam, maar zien niet dat er achter die gevels al eeuwen een kwaliteitsapparaat schuilgaat. In België hebben we de jongste decennia belangrijke stappen gezet richting meer kwaliteitsvolle stedelijke omgevingen. Maar er ligt nog zeer veel werk op de plank. Voor de Biënnale in Venetië stelden we een fictief stadslandschap samen uit de succesverhalen van ons vernieuwde architectuurbeleid. Zo zie je wat er te bereiken valt door in goede architectuur te investeren.’