Voor een koppel Oost-Vlaamse kunstverzamelaars verbouwde interieurtalent Pieterjan – hij signeert alleen met zijn voornaam - een verloederd kasteel tot een 'haute couture'-woning.
Waarom moet je Pieterjan in de gaten houden? Omdat hij als interieurarchitect een bijzondere aanpak heeft. Pieterjan signeert niet met zijn achternaam. En dat is een statement: hij past zijn signatuur aan de opdracht aan.
‘Ik heb geen stijl die je in elk project ziet terugkomen. Overal dezelfde herkenbare saus over kappen: dat wil ik niet. Ik bekijk project per project. En ik permitteer me creatieve uitspattingen in allerlei stijlen en materialen. Zolang het maar klopt met de context. Elke realisatie is haute couture.’
Wat zijn Pieterjans ambities en inspiratiebronnen?
‘Ik ben net 40 geworden en sta op een kantelpunt. Blijft het merk ‘Pieterjan’ een onemanshow of breid ik uit? Ik heb nu al het geluk dat ik projecten mag uitvoeren waarvoor ik semi-carte blanche krijg. Op dat elan wil ik voortgaan. Al wil ik in de toekomst meer tijd maken voor meubel- en objectdesign.'
'Na mijn opleiding kwam ik bij Studio Job terecht: een Nederlandse designstudio die toen net internationaal doorbrak. Daarna werkte ik acht jaar bij architectenbureaus, onder meer dat van Ivan Missinne, met wie ik intens samenwerkte voor tientallen grote architectuurprojecten.’
‘De architecten en designers naar wie ik opkijk, zijn vooral Italiaanse ‘maestri’, zoals Joe Colombo, Superstudio en Enzo Mari. Maar ook Shiro Kuramata voor zijn vormelijk materiaalgebruik en Marc Newson voor zijn subtiele futurisme. Eigenlijk zijn het niet zozeer interieurarchitecten die mijn kijk op ruimtelijk denken hebben beïnvloed. Wel kunstenaars als Joep van Lieshout, Matthew Barney of Gregor Schneider. De interieurs waar ik het meest jaloers op ben? Dat zijn de filmsets van ‘THX 1138’ en ‘2001: A space odyssey’. Ik kan er blijven naar kijken.’
Wat maakt dit project speciaal?
Toen Pieterjan in 2012 zijn eigen bureau voor interieurarchitectuur oprichtte, was dit zijn eerste opdracht. Wat voor een! Voor een koppel Oost-Vlaamse kunstverzamelaars mocht hij een kasteel verbouwen met een woelige historiek. ‘De donjon, het oudste deel, is meer dan 1000 jaar oud. Terwijl de recentste renovatie van rond 1900 dateert.’
De vraag was: wat is authentiek in zo’n pand? Moet je het restaureren zoals in 1200, 1650 of 1900? Of laat je alle littekens zien en voeg je nog een nieuwe hedendaagse laag toe? Pieterjan koos dat laatste.
‘De geschiedenis lag hier al in zulke dikke lagen over elkaar heen dat mijn ingreep daar los van moest staan. Letterlijk dan: ik wilde zo weinig mogelijk de muren toucheren. De keukens, de bibliotheek en de masterbadkamer zijn allemaal afzonderlijke volumes. Je kunt ze – in theorie – zo weer uit het pand schuiven.’
Met de bibliotheek is dat zelfs letterlijk het geval: de aluminium boekenkast is verrolbaar over een rail. Ingeschoven vult het mobiele boekenrek van 800 kilo de complete voormalige vestiaire. Uitgerold staat de kast midden in de living. ‘Omdat de eigenaars zulke kunstverzamelaars zijn, wilde ik geen muren opofferen aan boekenkasten. Vandaar deze boekenkluis op wielen.’
Wat zijn de architecturale krachtlijnen?
Het kasteel bulkt van de doordachte ingrepen, die stuk voor stuk te verantwoorden zijn in hun historische context. Pieterjan benaderde het gebouw niet als een ‘make-up artist’, die ouderdomssporen wegschminkt onder een dikke laag beige fond-de-teint. Wel als een chirurg, die architecturale protheses toevoegde om het kasteel weer topfit te maken.
De eigenaars gaven me drie weken om het concept te bedenken. Uiteindelijk duurde de hele realisatie vijf jaar.Pieterjan
‘Het complex is niet blind nostalgisch gerenoveerd of gerestaureerd, wel compleet op punt gezet, zodat hier weer nieuwe verhaallijnen geschreven kunnen worden’, zegt hij. ‘Aan de historische schil van het kasteel is bijna niets gewijzigd. En alles wat is toegevoegd, is duidelijk beklemtoond. Zoals de nieuwe trap in zwart gebeitste eik. Of de nieuwe stalen deurkaders in de donjon. Het gebouw zit vol sporen van verhalen. En die geschiedenis tonen we. Of vergroten we uit, op een hedendaagse manier.’
De vijf houten lades in de hall hangen op de plaats van de originele donjontrap. Hoewel ze slechts dienen om sleutels in te stoppen, kun je er ook op lopen. ‘In de donjon zelf maakte ik in de kelder het gastentoilet. Maar een ordinaire wc-pot paste daar totaal niet.'
'Dus ontwierp ik een toilet zoals dat er duizend jaar geleden had kunnen uitzien: een lange houten plank met verschillende gaten in, op maat gemaakt door meubelkunstenaar Casimir. Rond de donjon zelf was vroeger een stal met aangestampte aarde. Nu is dat binnenruimte. Ik kon daar toch niet gewoon een tegelvloertje leggen?'
'Mijn oplossing: een middeleeuwse aarden vloer laten fotograferen in een Gents pand. En die foto als trompe-l’oeil exact laten naschilderen op de vloer. Het ziet er middeleeuws uit, maar je kunt het dweilen.’
Wat was de briefing?
De eigenaars zijn een koppel Oost-Vlaamse ondernemers en kunstverzamelaars met kinderen. Ze hadden muren nodig om werken op te hangen en depotruimte om ze op te bergen. Toen Pieterjan bij dit project betrokken raakte, hadden al enkele architectenbureaus hun tanden op het project stukgebeten.
Allemaal omdat ze er te nadrukkelijk hun eigen stijl op wilden plakken. Het was de Gentse galeriehoudster Tatjana Pieters die de kunstverzamelaars tipte om Pieterjan als interieurarchitect in te schakelen: hij had al haar galerieruimte ingericht.
Het kasteel zit vol sporen van verhalen. En die geschiedenis tonen we.Pieterjan
‘Het kasteel was een ruïne toen ik het de eerste keer zag. Het regende binnen, het dak was eraf... De eigenaars gaven me carte blanche en drie weken om het concept te bedenken. Uiteindelijk duurde de hele realisatie vijf jaar.’
Het totaalkunstwerk werd een work in progress. Zo integreerde Pieterjan nog een wijnkelder, waarin hij een gerecupereerde Charlotte Perriand-deur en houten kistjes van Casimir verwerkte.
Hoe kwam de inrichting tot stand?
Twee gouden regels hanteerde Pieterjan voor het interieur van dit kasteel: elke ingreep die hij deed, moest ‘omkeerbaar’ én herkenbaar zijn. En elk nieuw element moest maatwerk zijn. Kijk naar het XL-vestiairemeubel in de hal: vijf meter lang, 300 kilo massief eikenhout. Beneden, in de twee ‘originele’ vertrekken uit 1906, behield Pieterjan de neoklassieke, decoratieve sfeer. ‘De zware lambriseringen vroegen om Fornasetti-behangpapier met een mysterieus motief: bladeren met een gouden sleutel’, zegt hij.
‘Ook qua los meubilair mocht ik de bouwheer begeleiden. Hij hield vooral van Scandinavisch design, ik introduceerde hier Belgische stukken van, onder meer, Jules Wabbes, Gaston Eysselinck en Emiel Veranneman. Ook de meubelcollectie is nog steeds in evolutie: ik ga nog altijd op zoek naar nieuwe stukken, ook al wonen ze er intussen zeven jaar.’
Opmerkelijk?
‘In de donjon was er op de eerste verdieping een inmaakkast met een valse bodem, waaronder een schuilplaats zat, gebruikt tijdens de Tweede Wereldoorlog. Die geschiedenis tonen we ook in de interieurarchitectuur.'
'Op de plaats waar het luik naar de schuilruimte zat, hebben we nu een grafzerk van een van de vroegere kasteelbewoners geplaatst, die we vonden in de tuin. Die grafsteen was op zijn beurt al eens gerecupereerd als een rond waterputdeksel. Dat deksel is dus een compressie van vier historische verhalen.’