‘Als je de geschiedenis bekijkt, diende een stoel aanvankelijk niet om aan een tafel te zitten, want men at vroeger vaak op de grond. Een stoel was een meubel om iemand een podium te geven, zodat die gezien of gehoord kon worden. Eind twintigste eeuw vond de Franse interieurarchitecte Andrée Putman esthetiek en een uitgepuurde vormentaal belangrijker dan comfort. De grande dame van de interieurdecoratie is mijn muze. Instinctief verkies ik ook schoonheid boven alles. En mooi is deze Platner Chair van Knoll alleszins. Ik zie die stoel als een gebouw, met een ingenieuze structuur in metaal, een elegant silhouet en een uitnodigende zitting. Ontworpen in 1960 blijft hij opduiken in geraffineerde interieurs. Ook al stamt hij uit een ander tijdperk, in mijn interbellum-atelierwoning, ontworpen door Louis Herman De Koninck, dialogeert hij perfect met modernistische architectuur.’
‘Ik ben me nu aan het verdiepen in het werk van architect-ontwerper Christophe Gevers (1928-2007). Er zijn behalve in België weinig mensen die zijn werk kennen, maar ik vind hem een genie van het kaliber Jules Wabbes en Alvar Aalto. Gevers ontwierp niet alleen enkele iconische restaurants, zoals Cap D’Argent in Brussel, hij tekende ook avant-gardemeubilair, bestudeerd tot in het kleinste detail. In zijn archieven vond ik een afbeelding van een prototype van een opmerkelijk buitenmeubel, bestaande uit twee lange houten latten en een zitting in canvas. Een actueel ‘slow life’-meubel dat het verdient om heruitgegeven te worden.’
‘Ik hou niet zo van stijve etentjes, waar je niet kunt veranderen van plaats. Tegelijk ben ik enorm geïnspireerd door de natuur. Dus mijn droomdiner zou in een boom plaatsvinden, zodat mijn gasten als papegaaien kunnen rondspringen van tak naar tak. Ik zou zeker een paar inspirerende vrouwelijke ontwerpers en architecten uitnodigen, zoals Eileen Gray, Charlotte Perriand en Andrée Putman. Maar ook de impressionist Claude Monet mag komen. Zijn waterlelies in de ovale zalen van het Parijse Musée de l’Orangerie maken heftige emoties los. Ongelooflijk hoe hij de natuur bijna abstraheert tot kleurvelden. Als zo’n diner in een boom niet haalbaar blijkt, organiseer ik wel een picknick in een veld vol klaprozen. Beeldhouwer Anish Kapoor mag een druppelvormige tafel in spiegelinox maken. Prachtig hoe hij kleur, licht en materie kan laten vibreren in interactieve kunstwerken. Pierre Soulages, een schilder die in zijn zwarte schilderijen toch nuance en licht kon steken, zou de eregast zijn. Hoezeer ik ook van kleur hou, het is opmerkelijk hoeveel subtiliteit hij in de kleur zwart kon leggen. Ik nodig ook graag kunstenares Louise Bourgeois uit. Ik las haar biografie en besefte dat kunst maken haar overlevingsstrategie was. Zangeres Kate Bush mag aanschuiven, omdat ze zo sensueel zingt. Luciano Pavarotti mag komen zingen en mee-eten, want dat deed hij graag. En mijn laatste gast is Quentin Tarantino, voor het ‘peper en zout’ in de conversatie.’
Bio van een stoel
Sinds de Amerikaanse designer Warren Platner (1919-2006) in 1966 deze stoel tekende voor Knoll, is hij nooit uit productie geweest.
Voor hij in 1965 zijn eigen studio oprichtte, werkte Platner twintig jaar voor verschillende toppers: Raymond ‘Coca-Cola-flesje’ Loewy, Eero ‘JFK Airport’ Saarinen en I.M. ‘Louvre-piramide’ Pei.
‘Iedereen hoopt dat een product een klassieker wordt: een object dat je aanvaardt zoals het is. Je ziet geen manier om het nog te verbeteren’, zei Platner. ‘Natuurlijk kun je iets eeuwig verfijnen, maar plots kom je op een punt dat het ontwerp achteruitgaat.’
‘Om middernacht opstaan om de laatste vijfhonderd meter van de Kilimanjaro te beklimmen, zodat je er de zonsopgang beleeft. Even buitengewoon is Château La Coste in de buurt van Aix-en-Provence: verbazingwekkend hoeveel artistieke zwaargewichten daar staan in die prachtige wijngaard. Als ik daar de kans heb om te logeren in het paviljoen van Jean Prouvé, sta ik vroeg op om in het ochtendlicht die kunstwerken te bekijken.’
‘Als docent betreur ik de nonchalance en de desinteresse van de nieuwe generatie ontwerpers en kunstenaars. Met hun bric-à-bracmentaliteit zijn ze al na twee seconden blij met hun ontwerpschets. Ik snap dat design een reflectie moet zijn van de maatschappij, we moeten rekening houden met ecologie, recyclage en klimaatverandering. Maar het is niet omdat je een gerecycleerd stuk rubber en een fietswiel in elkaar knutselt, dat je een goeie stoel hebt ontworpen. In een interieur of meubel moeten mensen zich ook nog goed voelen. Er is ook nog zoiets als comfort, schoonheid en emotie.’