Ngoc Hoang en Charles Leonet vormen samen een one-stop-shop voor architectuur, interieur en designantiek. Maar bij Hoang thuis in Vorst mag het best een tikje radicaler.
Cluttercore is aan Ngoc Hoang niet besteed. In haar duplexappartement is geen plaats voor ‘gezellige rommeltjes’. Alles heeft zijn eigen plek, niets is overbodig. ‘Als een stoel ergens staat zonder doel, is hij voor mij overbodig. Iets wat blijft rondzwerven in huis, heeft geen juiste plaats’, zegt ze.
Een radicaal statement, vooral voor een jong gezin met een baby van nog geen jaar. Maar we hebben het ter plekke met de realiteit getoetst: de foto’s liegen echt niet. Hoang en haar man leven uiterst clean. Haar appartement functioneert als een – benijdenswaardig perfect – georganiseerde machine. ‘We hebben over alles wat je ziet grondig nagedacht voordat we het in huis haalden. Dat is ook de filosofie van ons bureau, Leonet Hoang. We zijn geen decorateurs die zomaar spullen neerzetten omdat het er leuk uitziet. We doen niet aan home staging, maar aan architectuur. Elk stuk heeft zijn eigen functie en plek. Alles is doordacht.’
Niks is toeval
Dat wordt meteen duidelijk wanneer we samen het penthouse op de vijfde verdieping van het hoekpand in Vorst verkennen. Voor elke keuze heeft Hoang een doordacht antwoord. De wand van glasdallen in de badkamer? Geïnspireerd op Pierre Chareaus Maison de Verre in Parijs. Het 15x15-formaat? ‘Bijna onvindbaar, maar het móést absoluut hetzelfde zijn als de badkamertegels. Als we iets willen, gaan we voor het uiterste’, zegt ze. De bolvormen aan het bed, het bad én de eetkamerstoelen van Josef Hoffmann? Geen toeval. ‘Alles wat hier staat, is beredeneerd. Alleen zo krijg je coherentie in de inrichting. Het voordeel: als je van tevoren goed weet hoe je project er zal uitzien, weet je ook precies welke losse stukken je daarvoor moet sourcen. Dan zoek je niet zomaar wat.’
Met hun bureau willen Leonet en Hoang zich profileren als architecten-antiquairs. ‘Er bestaan wel vintagehandelaars die interieurinrichtingen verzorgen en interieurarchitecten die kiezen voor vintage, maar wij spiegelen ons liever aan architecten zoals Alvar Aalto, Léon Stynen of Christophe Gevers: figuren die hun interieurs tot in het kleinste detail uittekenden of samenstelden. Zo creëer je één coherent narratief, in plaats van verschillende verhaallijnen door elkaar’, zegt ze stellig.
Vanuit die optiek is het geen toeval dat de eetkamerstoelen van Josef Hoffmann zijn en de eettafel van Ettore Sottsass: allebei architecten én meubelontwerpers die – als een one-stop-shop – streefden naar het gesamtkunstwerk. ‘Pas op, we zijn niet geobsedeerd door grote namen, zolang het ontwerp maar een architecturale benadering heeft’, zegt Hoang. ‘Als mensen vragen welke stijl ons bureau heeft, geven we daar niet graag een antwoord op. We doen geen copy-paste van project naar project. Alles hangt af van de plek, de architecturale insteek en de identiteit van de klant.’
Radicale rust
Hoangs karakter schemert duidelijk door in dit project, ook al beschouwt ze het appartement nadrukkelijk als een realisatie van het bureau Leonet Hoang. ‘We kozen bewust voor sterke meubelstukken, harde contrasten en brute materialen. Nogal radicaal misschien, maar dat past bij de dynamiek van de stad. Tegelijk is dit ook een rustplek voor ons, en dat heb ik echt nodig.’ De visuele rust wordt gecreëerd doordat er niets overbodigs in het zicht staat, maar vooral omdat de compositie van kleuren en materialen rustig overkomt. ‘Daarom is de keukenwand helemaal betegeld. Ik hoefde daar geen extra plankjes of kastjes; zo ligt de focus volledig op de brute textuur van dat materiaal. Ik beschouw dat als een kunstwerk.’
Om dezelfde reden is de parketvloer in visgraatmotief – deels origineel, deels aangevuld – bijna monochroom gebeitst. Je ziet nog net de warme nerftextuur van het hout, maar het zwart vormt een neutraal vlak. ‘Zwart is de mooiste kleur. Ik hou ervan, omdat het met elke lichtinval verandert én andere kleuren optilt. Kijk maar naar die brutalistische hangkast van De Coene, een cadeau van mijn associé Charles: die ziet er op elk moment van de dag anders uit. Zwart is nooit puur zwart, dat heeft Pierre Soulages ook al in zijn schilderijen aangetoond.’ Boven de gefacetteerde hangkast hangt geen Soulages, wel een werk van Arthur, Hoangs echtgenoot. ‘We hebben een tijdlang gezocht naar een passend kunstwerk voor die muur, totdat mijn man me liet weten dat hij zelf iets wilde maken. Het past hier perfect. Ik ben er superblij mee.’
Uitkijkpost over de stad
Toen het koppel het interbellumappartement ontdekte, zag het er totaal anders uit. ‘Het was charmant, maar veel te veel opgedeeld in hokjes. Typisch voor die tijd: de keuken zat nog helemaal achterin, in een apart kamertje voor het personeel. Helemaal niet hoe wij wilden leven’, zegt ze. ‘In dit appartement had een man zijn hele leven alleen gewoond. Best ontroerend om te zien hoe goed hij voor alles had gezorgd. Maar het behang hing tot over de plinten en radiatorbuizen. Alles moest opnieuw gebeuren. Tijdens de sloopwerken stootten we op de betonnen draagbalken, die we bloot lieten. We houden van die eerlijkheid en authenticiteit. Dat ruwe beton laat ook meteen zien welke muren eigenlijk overtollig waren. Die hebben we opengemaakt om meer licht en ruimte binnen te brengen.’
‘Het appartement is nu onze uitkijkpost over de stad. Het uitzicht op Brussel is mooi, maar je kijkt ook uit op de industriële kant van Vorst, dat zich de jongste jaren behoorlijk gentrificeert. Er komen steeds meer speciaalzaken, restaurants, cafés en traiteurs. Brussel-Zuid, de Eurostar, het openbaar vervoer en onze crèche zijn op wandelafstand. Een tuin hebben we niet. Als je echt in het groen wil wonen in Brussel, moet je naar de deelgemeentes, waar je voor alles je auto nodig hebt. Hier niet. We doen alles met de fiets of te voet.’
In het appartement spelen de materialen de hoofdrol en niet de spullen. De losse items die er staan, zijn zorgvuldig uitgekozen. Aan de muur tussen de ramen hangen vijf elegante kaarsenhouders van Pierre Forsell, even gracieus als de architecte zelf. ‘Het spel van schaduwen is mooi, zelfs als de kaarsen niet branden. Voor mij zijn ze een soort tableau vivant’, zegt ze. Je merkt het niet meteen, maar de Forsell-kaarsenhouders hangen aan een verdubbelde binnenmuur, waarachter een spouw is gelaten. ‘Dat is bedoeld om de gordijnen te verbergen, als Japanse shoji-panelen die je kunt opzijschuiven. Ik beschouw dat als een tweede huid van de woning. Wanneer ze gesloten zijn, creëer je een cocon. Als je ze opent, laat je de stad binnen.’
Kofferzaal
Nog zo’n subtiele Japanse referentie is het kleine opstapje naar het privégedeelte van het appartement: de nachtvleugel met de dressing, slaapkamers en badkamers. Je treedt hier bewust een andere wereld binnen.
De overgang naar de masterbedroom is nóg nadrukkelijker. Hoang vond bij Rotor in Brussel een originele massieve deur uit de kluizenzaal in de kelder van de Generale Bank in de hoofdstad. ‘Een gigantisch zwaar stuk met een bronzen deurknop van Jules Wabbes’, zegt ze. ‘We moesten het deurkader en de scharnieren aanpassen om het hier geïnstalleerd te krijgen. Het was een avontuur om die deur naar boven te krijgen. Net als het massieve art-decobad van Albert Baert, dat uit La Piscine in Roubaix komt. Soms moet je een beetje gek zijn om je droom te realiseren.’
Als ze ooit verhuizen, blijft die kluisdeur achter, net als dat prachtige bad. ‘Over elk stuk is hier zo grondig nagedacht dat het voor ons bij dit project hoort. Zelfs het losse meubilair. Als we ooit verkopen, laten we de inboedel gewoon hier staan. Op een andere plek hebben die stukken weinig zin.’ Voor die Sottsass-tafel zouden we anders wel snel een kandidaat vinden...
Leonet Hoang
| Website | leonethoang.com