Interactief

Komst bouwshift versnelde betonnering platteland

De nakende bouwshift veroorzaakte een rush op open ruimte op het platteland. In gebieden waar nog weinig plaats overblijft, lijkt het tij gekeerd. Maar in gemeentes met veel open ruimte gaat de betonnering vaak net harder dan voorheen.

Door Olaf Verhaeghe, Raphael Cockx en Thomas Roelens 2 December 2023

Bijna een derde van het totale Vlaamse landoppervlak wordt gebruikt om te wonen, te werken, ons te verplaatsen of te ondernemen. Dat ruimtebeslag - van huizen, tuinen en opritten, maar ook wegen, bedrijven, sportterreinen, winkels, loodsen en luchthavens - is de voorbije jaren alleen maar opgelopen.

De tot bouwshift omgedoopte betonstop is het middel van de Vlaamse regering om die trend te keren en de versnipperde open ruimte te bewaren. Van een stolp over reservebouwgronden over een verbod op bouwen in overstromingsgebied tot het afdwingen van compensatie voor extra verharding: de huidige regering nam tal van maatregelen of zette eerste stappen.

De kerndoelstelling is de extra inname van open ruimte tegen ten laatste 2040 te herleiden tot nul.

Hoever zijn we nog van die doelstelling verwijderd? Gaat het overal even snel vooruit? En hoe is het in uw gemeente of regio gesteld? De Tijd nam alle beschikbare data samen en dook in het nieuwe rapport over het Vlaamse land- en ruimtegebruik.

Ruimtebeslag in Vlaams gewest op 32%

Bron: Departement Omgeving - Vito

Algemene daling

Uit het nieuwe Ruimterapport van het Vlaams Departement Omgeving en de onderzoeksinstelling VITO blijkt dat het gemiddelde tempo waarin open ruimte verdwijnt globaal gesproken daalt. In de periode 2013-2019 ging het over heel Vlaanderen nog om ongeveer 5 hectare per dag, tussen 2019 en 2022 zakte de ruimtebeslagsnelheid tot 3,8 hectare per dag.

Om het pad naar nul hectare per dag waar te maken moet dat tempo de komende jaren nog fors naar beneden. Zowel de onderzoekers van het Ruimterapport als Vlaams minister van Omgeving Zuhal Demir (N-VA) wijzen op 'een trend in de juiste richting'. 'De weg is nog lang, maar de cijfers tonen duidelijk dat de tanker keert', aldus Demir.

Een diepere analyse door De Tijd op basis van de gedetailleerde kaarten en data leert dat achter de gemiddelde Vlaamse vertraging grote lokale en regionale verschillen verstopt zitten. Terwijl de ene gemeente er de voorbije jaren in slaagde meer open ruimte te creëren en het ruimtebeslag terug te dringen, neemt het betonneringstempo elders net nog toe.

De essentie

  • De snelheid waarmee het ruimtebeslag in Vlaanderen toeneemt, lag tussen 2019 en 2022 aanzienlijk lager dan voorheen. Er verdwijnt nog open ruimte, maar trager.
  • Die algemene dalende trend verbergt grote lokale verschillen, leert data-onderzoek van De Tijd. In veel plattelandsgemeenten verdween de open ruimte net sneller dan in de jaren voorheen.
  • Om de doelstelling van de bouwshift, de extra inname van open ruimte tegen 2040 naar nul brengen, waar te maken is een aangepast regionaal beleid nodig.

Nog 67,6 procent van de totale Vlaamse oppervlakte laat zich kenmerken als 'open ruimte'. Daaronder vallen onder meer akkers en weilanden, maar ook bossen, grasland, duinen en waterlopen.

In vergelijking met 2019 is het ruimtebeslag in Vlaanderen 1 procent toegenomen. In de driejaarlijkse periodes daarvoor ging het nog telkens om meer dan 1,2 procent extra ruimtebeslag. Op Vlaams niveau is er dus beterschap: de open ruimte verdwijnt minder snel.

Twee gemeenten uitlichten toont meteen aan hoe verschillend de evolutie in Vlaanderen kan zijn. In het West-Vlaamse Langemark-Poelkapelle is meer dan 80 procent van de ruimte nog open, maar ligt het ruimtebeslagtempo, de snelheid waarmee die ruimte verdwijnt, ver boven het Vlaamse gemiddelde. Zwijndrecht, vlak bij Antwerpen, rest relatief weinig open ruimte, maar de voorbije jaren daalde het ruimtebeslag er sterk.

Bovendien lag het tempo van extra bebouwing en verharding in Langemark-Poelkapelle de laatste drie jaar hoger dan in de drie jaar daarvoor. De ruimtebeslagsnelheid is er met andere woorden nog versneld. In Zwijndrecht is sprake van een ommekeer en een breuk met het verleden.

Van de 300 steden en gemeenten in Vlaanderen zijn er 177, iets meer dan de helft, waar de ruimtebeslagsnelheid tussen 2019 en 2022 vertraagde vergeleken met de periode 2016-2019.

Slechts 32 daarvan konden de hoeveelheid open ruimte netto doen toenemen. Opvallend is dat buurgemeenten - en fusiepartners - Zwijndrecht en Kruibeke de laatste drie jaar procentueel het meest open ruimte wonnen.

In 123 gemeenten in Vlaanderen ging de toename van het ruimtebeslag de jongste jaren sneller dan voorheen. Daarbij zitten gemeenten waar de resterende open ruimte al erg beperkt was, zoals Machelen of Kraainem.

Toch valt vooral het grote aandeel 'rode gemeenten' rechts op de grafiek op. Niet alleen ligt de ruimtebeslagsnelheid daar hoger dan eerder, het gaat voornamelijk om gemeenten die nog veel open ruimte hebben en daar dus in snijden.

Sterker nog: in bijna twee op de drie gemeenten met een hoger ruimtebeslagtempo dan het algemene Vlaamse ritme is er meer open ruimte dan het Vlaamse gemiddelde.

De trendlijn die de verhouding van het aandeel open ruimte tot de ruimtebeslagsnelheid toont, is overduidelijk. Waar nog veel open ruimte is, versnelt het proces van ruimte-inname meestal nog.

Ook op een hoger geografisch niveau, zoals de arrondissementen of de nieuwe referentieregio's, zijn de verschillen groot. Zo springt vooral de hogere - en vaak toenemende - ruimtebeslagsnelheid in West-Vlaanderen in het oog. In de regio rond Roeselare en in de Westhoek tussen Ieper en Diksmuide verdwijnt de open ruimte de jongste jaren sneller dan elders in Vlaanderen.

'Logisch', zegt Tom Coppens, professor ruimtelijke ordening aan de Universiteit Antwerpen. 'In de Westhoek hoor je burgemeesters uitpakken met: 'Hier zijn grotere percelen voor gezinnen, met een ruime tuin, een oprit en garage. Hier kan je nog ruim wonen.' Op die manier willen ze de braindrain naar het centrum van het land tegengaan.'

Christof Dejaegher, burgemeester voor CD&V in Poperinge en een belangrijke stem in de Westhoek, wijst op de belangrijke link tussen de ontwikkeling van wonen en bedrijvigheid en de gemeentelijke inkomsten. Hoe meer mensen ergens wonen en hoe minder onbebouwde onroerende goederen er zijn, hoe hoger de belastinginkomsten.

“Als plattelandsgemeenten ontwikkelen, gebeurt dat veelal uit pure financiële noodzaak om de vele taken en dure hervormingen te kunnen blijven betalen.”

Christof Dejaegher

Burgemeester Poperinge (CD&V)

'Als gemeenten ontwikkelen, gebeurt dat vaak uit pure financiële noodzaak, om de vele taken vanuit hogere overheden en dure hervormingen te kunnen blijven betalen. Wij hebben geen gul Stedenfonds waarop we kunnen terugvallen', zegt hij. 'Bovendien valt wat vandaag wordt vergund hoegenaamd niet meer te vergelijken met pakweg 20 jaar geleden.'

Volgens Coppens speelt naast woningbouw ook de landbouw een rol, met de uitbreiding van landbouwbedrijven of grootschalige constructies voor agrarisch gebruik. Voorts worden in de open ruimte veel voormalige landbouwzetels gebruikt voor andere activiteiten die vaak in bijkomend ruimtebeslag resulteren.

Ruimtelijke voetafdruk

In tegenstelling tot de Vlaamse trend neemt de ruimtelijke voetafdruk in West-Vlaanderen toe, terwijl die in de andere provincies daalt. Die voetafdruk weerspiegelt hoe groot het ruimtebeslag per inwoner is. Elke Vlaming neemt vandaag gemiddeld 659 vierkante meter in, ruim anderhalve keer zoveel als een gemiddelde Nederlander en 6,5 keer de voetafdruk van een inwoner van het Brussels Gewest.

In de Westhoek loopt dat cijfer op tot meer dan 965 vierkante meter per inwoner, een afdruk meer dan twee keer zo groot als die van een gemiddelde Antwerpenaar. Bovendien groeide de voetafdruk de laatste tien jaar met zo'n 40 vierkante meter per persoon. Van de vijf West-Vlaamse regio's is de voetafdruk alleen in het zuiden, rond Kortrijk en Waregem, gekrompen.

'Je ziet dat de gemeenten die de meeste aandacht hebben voor ruimtegebruik vaak in de rand van grotere steden liggen', zegt Coppens. 'Veel woningen creëren trekt meer stedelingen aan, iets wat men niet altijd graag ziet. In de Amerikaanse academische wereld wordt dat fenomeen als snobzoning bestempeld: randgemeenten gaan zo met hun ruimtelijke planning om dat ze geen armere stedelingen moeten ontvangen, in een reflex tegen suburbanisatie. Bij ons zien we dat ook soms, vooral in de rand rond Brussel, Antwerpen en Gent.'

In het licht van de bouwshift kampen alle lokale besturen wel met dezelfde uitdaging: de kostprijs ervan. 'De regeling van de planschadevergoeding bij bestemmingswijzigingen maakt het bijzonder moeilijk en biedt geen oplossing', stelt Steven Vervaet, Groen-schepen van Ruimtelijke Ordening in Zwijndrecht. 'De taak de open ruimte te beschermen ligt vooral lokaal, maar de middelen komen niet mee. En je voelt de tegenkanting van belanghebbenden. Ruimtelijk en financieel rendement gaan immers hand in hand.'

Ook burgemeester Dejaegher van Poperinge hekelt het gebrek aan flankerende maatregelen van de Vlaamse regering. 'De hogere overheid legt iets op, maar de angel is voor lokale besturen. Bouwgrond herbestemmen en de planschade betalen kunnen wij financieel gewoon niet aan. De bouwshift zal ongetwijfeld nodig zijn. Maar betaalbaar? Op het platteland wordt dat lastig.'

Good practices en financiële prikkels

Wil Vlaanderen de inname van extra open ruimte tegen 2040 stilleggen, dan is een 'beleidsmatige afstemming tussen de verschillende regio's' volgens de onderzoekers van het Ruimterapport noodzakelijk. Sommige regio's zullen qua verdichting en ontharding een tandje moeten bijsteken. Zeker in landelijke gebieden, waar de bevolkingsaantallen stagneren of straks krimpen, zijn doelbewuste acties nodig om het ruimtebeslag terug te dringen. Voorbeelden uit beter presterende regio's moeten daarbij als leidraad dienen.

Een stad als Poperinge probeert wel al te verdichten en vermijdt ontwikkeling ver buiten de kern. De bewustwording is er en groeit, geeft burgemeester Dejaegher aan. 'Maar het is een traag proces dat draagvlak vereist, zonder belerend vingertje. Vlaanderen zou gemeenten die open ruimte hebben en bewaren eerder moeten belonen en helpen dan terechtwijzen.'

De Zwijndrechtse schepen Vervaet is kritischer en ziet dat historisch landelijke gemeenten te veel met ruimte blijven morsen. 'Platte verkavelingen, opvulling van lintbebouwing, soms zelfs met een tweede lijn. Zolang er geen financiële vehikels zijn om dat te ontmoedigen, zie ik het niet goedkomen. Dan blijft de toe-eigening van open ruimte een ramp.'

Hoeveel open ruimte ontwikkelt uw gemeente?

  • Aandeel gestegen tov 2013
  • Aandeel gedaald

Evolutie per 3 jaar

Aandeel open ruimte (in procent) in 2022

Wat is de bouwshift?

Wat vroeger de betonstop heette, is nu de bouwshift. Het doel daarvan is de open ruimte in Vlaanderen te beschermen en tegen 2040 de extra ruimte-inname tot nul te herleiden. Na een akkoord in de regering zette het Vlaams Parlement in mei 2023 het licht op groen voor twee kerndecreten.

Het ene behandelt de woonreservegebieden, de reservebouwgronden. Die mogen, behalve in uitzonderlijke gevallen en na een fiat van de gemeenteraad, tot 2040 niet meer worden aangesneden. Dat decreet trad afgelopen zomer in werking. Vlaanderen telt zo'n 12.000 hectare aan niet-ontwikeld woonreservegebied.

Daarnaast regelt het instrumentendecreet onder meer de compensatie voor grondeigenaars bij bestemmingswijzigingen - bijvoorbeeld van bouw- of industriegrond naar natuur, bos of landbouwgrond. Belangrijk is dat de planschadevergoeding werd opgetrokken tot de volledige marktwaarde van de grond.

Het exacte bedrag is gebonden aan een commissiebeoordeling en een reeks voorwaarden. De lokale besturen staan in voor de financiering, al komt er ook een bouwshiftfonds waarin Vlaanderen tot 2040 jaarlijks 100 miljoen euro stort. Op een effectieve datum van inwerkingtreding van dat kader is het nog wachten.