Is het einde van het goudlokjesprookje in zicht?
Een stijgende Amerikaanse inflatie kan een einde maken aan het droomscenario voor beleggers. Die mogelijkheid wordt onderschat, schrijft Frank Vrancken.
Een snel dalende inflatie in combinatie met een behoorlijke groei en een dalende rente, meer kan een belegger zich niet wensen. Dat scenario, bekend als het Goldilocks- of goudlokjescenario, loopt in de VS echter gevaar. De boosdoener: de inflatie.
- De auteur
Frank Vranken is hoofdstrateeg van de private bank Edmond de Rothschild Europe.
- De kwestie
Een snel dalende inflatie in combinatie met een behoorlijke groei en dalende rente, van zo’n scenario dromen de beleggers.
- De conclusie
In de VS kan de inflatie opnieuw toenemen. Dat scenario onderschatten de beleggers.
De Amerikaanse groei heeft de voorbije twee kwartalen positief verrast. De ISM-indices, graadmeters voor de toekomstige economische activiteit, hebben onlangs de verwachtingen overtroffen, voor zowel goederen als diensten. Maar de prijzen gaan opnieuw de hoogte in, vooral in de dienstensector. In een door diensten gedomineerde economie kan het belang daarvan niet onderschat worden. De prijsstijgingen sluiten aan bij de banencijfers, die een roodgloeiende arbeidsmarkt laten zien. Dat blijkt ook uit de eisen van de vakbonden bij de vliegtuigbouwer Boeing om de lonen met 40 procent op te trekken.
Wat als de lonen inderdaad weer stijgen? Hoe zal de Federal Reserve, de Amerikaanse centrale bank, dan reageren?
Na de afgelopen vergaderingen heeft de Fed gemeld dat hij de rente dit jaar drie keer wil verlagen, terwijl de markten zes renteverlagingen hadden ingeprijsd. Het stemgerechtigd Fed-lid Neel Kaskari was er als de kippen bij om te zeggen dat na covid de neutrale rente - de rente die geldt bij een economie met volledige werkgelegenheid en een stabiele inflatie - wellicht hoger ligt. Lees: het huidige Fed-beleid is zo restrictief nog niet.
Nadat hij de inflatie ten onrechte als 'van voorbijgaande aard' heeft bestempeld, kan de Fed zich geen fouten meer permitteren.
De Fed beseft dat een versoepelingscyclus bijna niet te keren valt zodra hij ingezet is. Nadat hij de inflatie ten onrechte als 'van voorbijgaande aard' heeft bestempeld, kan de Fed zich geen fouten meer permitteren. De rente blijft dus wellicht langer op een hoger peil. Het is uitkijken hoeveel renteverlagingen in maart worden voorspeld.
De inflatie kan natuurlijk blijven afnemen. Omdat huisvesting meer dan 30 procent van de consumptieprijzenindex vertegenwoordigt, kunnen dalende huren de inflatie gemakkelijk drukken. Maar dat lijkt in de inflatieverwachtingen te zijn ingeprijsd.
Belangrijker is dat er een einde kan komen aan een van de oorzaken van de lagere inflatie: de normalisering van het aanbod. Tijdens en na de covidcrisis werden de toeleveringsketens zwaar getroffen en stegen de goederenprijzen. Dat ligt bijna helemaal achter ons. De toekomstige inflatie zal bijna uitsluitend vraaggestuurd zijn. En de vraag is sterk, zowel in de privésector als van overheidswege. Stijgende lonen, als die er komen, en belastingverlagingen (als Trump de presidentsverkiezingen wint) of meer uitgaven voor infrastructuur (als Biden wint) houden de begrotingsuitgaven, en dus de totale consumptie, allicht hoog.
Uitdaging voor de beurzen
Wat betekent dat voor de markten? Minder renteverlagingen. We gingen al van zes naar vier verwachte renteverlagingen, mogelijk naar drie. De rente op Amerikaanse obligaties met een looptijd van twee en tien jaar is daardoor met meer dan 30 basispunten gestegen. Als we uitgaan van de drie renteverlagingen die de Fed heeft aangekondigd, zullen ze dus nog meer gaan opbrengen.
Amerikaanse regionale banken, die kleinere bedrijven en commerciële vastgoedbedrijven financieren, lijden onder de hoge rentetarieven. De markten gaan ervan uit dat big tech daar immuun voor is.
Dat is een uitdaging voor de aandelenmarkten. Tot nu hingen obligatie- en aandelenmarkten sterk samen: goed nieuws voor obligaties was goed nieuws voor aandelen. Nu zien we op de Amerikaanse aandelenmarkten een tweedeling. Terwijl de Amerikaanse smallcapindex (kleine bedrijven), de Russell2000, dit jaar ruim 4 procent verliest, winnen de Magnificent Seven-aandelen (Alphabet, Amazon, Apple, Meta, Microsoft, Nvidia en Tesla) gemiddeld 9 procent. Door hun grote gewicht in de S&P500 en de Nadaq100 zijn beide indices dit jaar gestegen.
Maar de S&P500 equal weight index, dus zonder het overgewicht aan big tech, is jaar op jaar licht negatief of bijna ongewijzigd. Regionale banken als New York Community Bank verliezen zelfs bijna 10 procent. De regionale banken, die kleinere bedrijven en commerciële vastgoedbedrijven financieren, lijden onder de hoge rentetarieven. De markten veronderstellen dat big tech daar immuun voor is.
Dat gezegd zijnde begint ook het Magnificent Seven-blok barsten te vertonen. Tesla verliest dit jaar meer dan 20 procent en Apple is licht negatief. De Google-moeder Alphabet boekte een zeer bescheiden winst. Nvidia en Meta gaan wel door het dak. Door beter dan verwachte inkomsten voegde Meta onlangs 200 miljard dollar aan beurswaarde toe in één dag. Dat is vergelijkbaar met de beurswaarde van de hele Bel20 die er in één dag bijkomt. De ontwikkelingen bij de grote techbedrijven spelen op de beurzen een grotere rol dan de publicatie van macro-economische cijfers.
Hoe dan ook kan de beleggingsomgeving snel veranderen onder invloed van de rentevooruitzichten. Dat de Amerikaanse inflatie stijgt, is daarbij het meest onderschatte scenario. Als dat gebeurt, kan dat het Goldilocks-scenario volledig ontrafelen.
Meest gelezen
- 1 Nieuwe telecomoperator Digi duikt met tarieven stevig onder de concurrentie
- 2 Klimaatvoluntarisme Depraetere jaagt coalitiepartners op stang
- 3 Hoe klop je de MSCI World-index: de succesformule van de alfa-meesters
- 4 Belegger schrikt van fitnessambities Colruyt
- 5 Onderzoek naar Didier Reynders: Nationale Loterij wijst op tweede verdachte spelersrekening