De industrie moet de omslag maken naar een groenere en meer duurzame productie, daarover bestaat geen discussie. Minder eensgezindheid is er over de vraag wie daarin het voortouw neemt en in welke mate dat vandaag nog tot steun mag leiden voor de bestaande industrie, nog voor de klimaatdoelstellingen zijn bereikt. De liberalen vinden dat die steun nodig is.
Open VLD pleit voor een industrieel energietarief, via een korting op het transmissienettarief voor industriële gebruikers. Dat moet verhinderen dat ze België verlaten nog voor de duurzame transitie rond is. In ruil voor de lagere energiekosten moeten er wel investeringen gebeuren in de ‘zero carbon’-strategie. Bedrijven moeten makkelijker overheidsfinanciering krijgen voor groene projecten en er moet een Europees industriefonds komen. Na de Green Deal is het immers tijd voor een Industrial Deal.
Het Vlaams Belang wil een gelijk speelveld en neemt zich voor de industrie te steunen als die moet concurreren met buitenlandse sectorgenoten die niet aan dezelfde milieunormen of arbeidsvoorwaarden moeten voldoen.
Vooruit koppelt steun aan de industrie aan afdwingbare klimaatvoorwaarden. De koolstofgrensheffing, een belasting op Europese import van vervuilende producten, wordt uitgebreid om de Europese industrie te beschermen. Soepelere Europese regels voor staatssteun kunnen alleen maar als ook de EU zelf investeert en zo de kleine landen niet buitenspel zet.
CD&V schaart zich achter het doel van de klimaattransitie en wil de economische afhankelijkheid van andere landen afbouwen, maar wil dat vooral doen via een ‘breedgedragen langetermijnvisie en investeringszekerheid’. In het verkiezingsprogramma wordt niet over steun of bijkomende bescherming gesproken.
De PVDA verlaagt de elektriciteitsprijzen voor de industrie en blokkeert ze op basis van de productiekosten. De partij wil de overheid in de cockpit van de groene transitie zetten. Een Europees staatsbedrijf investeert in hernieuwbare energie. Patenten op klimaattechnologie worden geschrapt. Elk industriebedrijf maakt een groen transitieplan op dat moet worden beoordeeld door de overheid en de vakbonden. Iedere steun aan een multinational moet leiden tot industriële, sociale en groene ontwikkeling. De overheid mag de militaire industrie niet steunen.
Groen bouwt fossiele subsidies aan de industrie af en zet groene subsidies in om grote bedrijven klimaatneutraal te maken. Volgens de partij zit daar de echte klimaatwinst. Diepzeemijnbouw wordt verboden. Industriële bedrijven, middenveld en overheid maken samen afspraken over een rechtvaardige transitie. De partij wil stevige investeringen voor industriële bedrijven om de omslag te maken, gekoppeld aan heldere afspraken over CO2-reductie, circulariteit, milieubescherming en groene jobs.
De N-VA wil zowel burgers als ondernemingen ondersteunen in de klimaattransitie en vindt dat een realistisch klimaatbeleid niet ten koste mag gaan van de concurrentiekracht van onze industrie. Specifiek voor de energie-intensieve industrie zet de N-VA in op een transitie-instrument voor de meerkost tussen huidige productietechnologieën en duurzame technologieën.