Met een in­di­vi­du­e­le pen­si­oen­toe­zeg­ging of IPT bouwt een be­drijfs­lei­der via zijn ven­noot­schap een aan­vul­lend pen­si­oen op. De pre­mies die de ge­stort wor­den zijn voor de ven­noot­schap af­trek­baar als be­roeps­kost en de pen­si­oen­uit­ke­ring wordt fis­caal voor­de­lig be­last. Voor zelf­stan­di­ge be­drijfs­lei­ders met een ven­noot­schap is het VAPZ en de IPT een en-en­ver­haal. De op­ti­ma­le pen­si­oen­stra­te­gie be­staat erin om eerst het (be­perk­te) VAPZ maxi­maal op­ti­maal te be­nut­ten en dan in het IPT te stor­ten zodat de som van het aan­vul­lend en wet­te­lijk pen­si­oen samen 80 pro­cent van het laat­ste bru­to­loon be­dra­gen.